Huijbergen

 Waterig gebied tussen de bergen


Sinds 1263 is er officieel sprake van een nederzetting die ‘Huybergen’ wordt genoemd. Reeds lang voor die tijd was er echter sprake van een streek ten zuidwesten van Breda die men Huybergen noemde (de naam is mogelijk afgeleid van het Germaanse woord ‘hoi’, dat waterig gebied betekent.
Later werd 'hoi' vervangen door 'huy' en weer later door 'huij') en die werd bewoond door voornamelijk schapenhouders. Daarnaast huisden er ook rovers en plunderaars, die zich in de moerassen en bossen van Huijbergen schuil hielden en die het de boeren en de scheepvaart op Antwerpen danig lastig konden maken.

In 1263 besloot de heer van Breda, Hendrik IV, het gebied in leen te geven aan Willem Heusche Bollaert met de opdracht het grotendeels nog onontgonnen gebied te cultiveren en zodoende de rovers te verjagen.



Wilhelmieten
Hendrik IV, in zekere zin de stichter van Huijbergen, overleed in 1268 op achttienjarige leeftijd en werd opgevolgd door zijn zuster Elisabeth, die gehuwd was met Arnoud van Leuven. Dit echtpaar, dat bekend stond om zijn vrijgevigheid ten opzichte van kerken en kloosters, wist de Wilhelmieten van het klooster Bazeldonk in ‘s-Hertogenbosch te interesseren voor het ontginnen van de Zuidwesthoek. Zij schonken hun bezittingen in deze streek aan de contemplatieve monnikenorde, die er in 1277 een klooster stichtte en de woeste gronden in cultuur bracht. De monniken kregen tevens de rechten op het gebied van belastingen, bestuur en rechtspraak. Rondom het Wilhelmietenklooster ontstond het dorp Huijbergen. De orde had immers boeren en arbeiders nodig voor zijn boerderijen.



Alom bekende kostschool

Eeuwenlang werd het leven van de Huijbergse bevolking beheerst door de Wilhelmieten, die zorgden voor veel welvaart voor de gemeenschap. De monniken, die het 569 jaar volhielden in Huijbergen, speelden een belangrijke rol zowel op het gebied van de godsdienst als ook in onderwijszaken. In 1847 verliet de laatste Wilhelmiet het klooster en door toedoen van Mgr. van Hooydonk werden alle rechten overgegeven aan de inmiddels opgerichte kloosterorde der ‘Christelijke Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria’, in de volksmond de ‘Broeders van Huijbergen’ genoemd. In eerste instantie startten zij met een weeshuis in het voormalige klooster; later groeide dit uit tot een alom bekende kostschool, gecombineerd met een onderwijsinstituut, genaamd ‘Ste. Marie’.




Tweede Wereldoorlog

Bij de terugtrekking van de Duitsers op het einde van de Tweede Wereldoorlog werden belangrijke delen van de dorpskom, waaronder de prachtige kerk en het grootste deel van het klooster verwoest. Na de oorlog wordt de kern hersteld en ‘Ste. Marie’ opnieuw opgebouwd en uitgebreid tot de huidige omvang. In de jaren 1970-1980 werd het onderwijsinstituut gesloten, wat tot gevolg had dat veel mooie panden gesloopt werden. Het belangrijkste gebouw dat bewaard is gebleven, is het volledig gerestaureerde poortgebouw, waarin thans het Wilhelmietenmuseum is gehuisvest. De rest van het omvangrijke kloostercomplex wordt momenteel hergebruikt als appartementengebouw.

Sinds de herindeling van 1 januari 1997 vormt Huijbergen samen met de kernen Putte, Ossendrecht, Woensdrecht en Hoogerheide de gemeente Woensdrecht.
 

Huijbergen, een kolonie op de grens

"Rond het jaar 1000 hebben hier rond Huijbergen nauwelijks mensen gewoond. Het was woest en ledig, een vochtige wildernis. Misschien liep er in deze streek wat los volk dat leefde van visserij en van primitieve landbouw. Soms verdienden ze wat bij met struikroverij: het overvallen van reizigers en vreemdelingen."

Cees Hoeckx kijkt naar buiten. Op de golvende akker scharrelen twee patrijzen: "Dat ze vanuit Zeeland dit dorp gesticht hebben, Huijbergen een Zeeuwse kolonie? Daar geloof ik niks van." Hoeckx, 75 jaar en het historisch geweten van Huijbergen schudt zijn hoofd: "Het zijn de Wilhelmieten uit Den Bosch geweest en niet die uit het klooster van Biervliet."
Een kleine 'Historikerstreit' in een ontwapenend groen dorp in een zandkom in West-Brabant: waar kwamen de eerste vaste bewoners vandaan?

Dorpsstichting

Vast staat dat de nederzetting helemaal niet werd gesticht door monniken. Op 9 april 1264 gaf de Heer van Breda, de eigenaar van deze woeste grond, het gebied uit aan ene Willem Bollard. Hij gaf daarbij de duidelijke opdracht er een nederzetting en een kerk te stichten. Gedurende vijf jaar kreeg Willem vergaande bevoegdheden in Huijbergen.
Waar kwam die Willem vandaan? De naam Bollard komen we in de dertiende eeuw tegen in de buurt van het Stoppeldijk. In die tijd kocht een zekere Clais Bollard ook moeren, turfgronden, in de buurt van Roosendaal.
Het is niet onmogelijk dat Willem uit Zeeuws-Vlaanderen, toen het noorden van Vlaanderen, afkomstig was zoals zoveel moerkopers in die dagen.
 
Of met de Vlamingen van Bollard ook Zeeuwen meegekomen zijn, blijft gissen. In 1278, toen het contract van Bollard allang afgelopen was, gaf de Heer van Breda het gebied aan de Wilhelmieten. Dat was een contemplatieve kloosterorde met de vestigingen in Den Bosch in Biervliet.
Cees Hoeckx houdt het erop dat de Wilhelmieten van Huijbergen uit Den Bosch kwamen. Hij baseert dat op schriftelijke bronnen die verslag doen van een civiele procedure in 1349. In dat jaar bouwden de Wilhelmieten illegaal een hoeve op grond van de abdij van Tongerlo. Die plek ligt nu het centrum van Huijbergen.
"Waar vroeger de Zeeuwen en Vlamingen plachten te wonen", leest Hoeckx uit een kopie van een oude akte. Volgens Hoeckx slaat die zinsnede niet op de Wilhelmieten maar op zoutzieders en turfstekers die al eerder in de streek rond Huijbergen opereerden, mogelijk in het gevolg van Bollard.
Wie de kerk in het midden wil houden, redeneert dat de Huijbergse monniken uit Biervliet kwamen en dat hun aantal versterkt werd met een paar Bossche broeders.

De kloosterlingen zetten hun nederzetting heel planmatig op. In de beginperiode bestond Huijbergen uit veertien boerderijen binnen het halfronde duin waar het dorp nu nog ligt.
Buiten het duin dat de kom omringt, kwam er nog een blok van dertien boerderijen bij het al door Bollard aangelegde blok van 8 hoeven. Geheel volgens de traditie van de dertiende eeuw werd de grond verdeeld in stroken die twaalf maal zo lang waren als breed, met een oppervlakte van 15,5 ha. Dat waren de zogenaamde 'hoeven'.
Geen enkel landschap doorstaat ongeschonden de reis door de geschiedenis. Toch is het aardig om sporen terug te kunnen 'lezen', ook al heeft het zoals in Huijbergen, iets van kijken naar een slecht gerestaureerd schilderij.
Wie Huijbergen bezoekt, kan de systematisch uitgezette agrarische structuur uit de Middeleeuwen nog op enkele plaatsen in het landschap herkennen. Bijvoorbeeld bij de Weverbeek, die de oostgrens van een blok hoeven vormde. En ook 'binnen het duin', in de omgeving van de Demerhoeve. De ruilverkaveling heeft echter heel veel doen verdwijnen.

Grensperikelen

Eeuwenlang is Huijbergen grensgebied geweest. Dat begon al met de ruzie tussen de Wilhelmieten en de abt van Tongerlo. Later is het conflict altijd blijven etteren omdat de grens van het Markizaat van Bergen op Zoom en het gebied van Tongerlo, uiteindelijk eigendom van de Hertog van Brabant, door het dorp liep.
Het bepalen van de juiste plek van de grens leidde soms tot aardige taferelen. Zoals die keer in 1349 dat de rechters bovenop het nog op de grond liggende gebinte van een huis in aanbouw gingen zitten om uit te maken of dat huis onder Tongerlo of Huijbergen zou staan.
De grens zou een rechte lijn dwars over Huijbergen zijn, maar het uitzicht werd belemmerd door de zandheuvels. Er liepen op de duinen mannen met vuurpotten aan lange staken te zwaaien om de rechter wat visueel houvast te bieden.
Eeuwenlang beheerste het klooster van Wilhelmieten het leven in Huijbergen. De kerk was er niet alleen religieus dominant, maar had ook wereldlijke macht als eigenaar van de grond. Cees Hoeckx: "Als je de pachtcontracten van de boeren naleest, dan begrijp je hoe ze ongeveer gewurgd werden door het klooster."
Hoeckx: "Het klooster kon je voor straf dwangarbeid opleggen. Daar hadden ze de Schoelieberg voor, de naam zegt het al: daar mocht het dorpsschoelje het land ontginnen."

Zwervende bendes

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, tussen 1585 en 1595, veranderde de streek van Huijbergen in een klein Kosovo en raakte totaal ontvolkt. Zwervende bendes soldaten plunderden de boerderijen en veel bewoners zochten hun heil binnen de wallen van Bergen op Zoom.
Toen ze terugkeerden, vonden ze slechts ingestorte en uitgebrande boerderijen en verwilderde landerijen. Ook de Wilhelmieten kwamen terug. Ze maakten haast met de wederopbouw. Pachtcontracten uit 1607 laten zien dat de pachter hun bedrijven moesten herstellen. Alles wat ooit onder de ploeg geweest was, moest opnieuw ontgonnen worden en de schaapskudde moest opnieuw opgebouwd worden.
Na de Vrede van Munster in 1648 werd in Staats-Brabant het katholieke geloof onderdrukt. In dat verband kwam het goed uit dat de grens met de zuidelijke Spaanse Nederlanden, nu België, dwars door de kerk liep. Om die reden kon men de kerk openhouden voor de eredienst. Ook na het einde van de oorlog bleef het bij tijd en wijle onrustig.
Cornelis Hoeckx, een verre voorvader van Cees Hoeckx - "ik ben Cees VII" - , maakte dat aan den lijve mee. In 1656 gingen veedieven er met zijn koeien vandoor. Ze kwamen, zo zegt een verslag uit die dagen, "met geladen roers" omdat Hoeckx geen belasting aan "die van Kalmthout" zou hebben betaald.
Cornelis was kennelijk al een hele boer, want hij raakte negen koeien kwijt. Bij buurman Adriaan Hector gingen de dieven er met een zwarte koe vandoor en bij Pieter Jansz met een rode koe.
De boeren van Huijbergen lieten het er niet bij zitten: "We zullen die van Kalmthout met stokken en staken de poten gaan breken." De wraakoefening op Kalmthout bleek onnodig, want kort daarop lagen de negen runderen van Hoeckx en de rode en de zwarte van zijn collega's weer rustig op stal te herkauwen.
De monniken hielden het 569 jaar vol in Huijbergen. De laatste verliet het klooster in 1847. Cees Hoeckx: "Dat was pater Guilielmus. Hij was nog heel jong, toen hij weg moest."

De grens verlegd

Met de grens is er in en rond Huijbergen nogal wat gerommeld. Rond 1820 ging het kadaster een nieuw systeem voor de grondbelasting toepassen. Toen is men bij het opmaken van de documenten voor het bepalen van de gemeentegrens uitgegaan van de gronden die voor 1795 grondbelasting betaalden aan de Raad van State in Den Haag. Die gronden strekten een heel eind binnen het rechtsgebied van Tongerlo en Belgisch Brabant.
Hoe dat ooit zo gegroeid is, zou nog eens uitgezocht moeten worden. De gemeentegrens was tevens provinciegrens tussen Noord-Brabant en Antwerpen. In 1830/1843 werd die grens tot staatsgrens. Dat neemt niet weg dat in deze hoek de grens soms midden over straat loopt en dat soms de rijweg Nederlands is en het fietspad ernaast Belgisch. Zo schoof de grens rond 1830 stilletjes 1500 meter oostwaarts. Tot de heg naast het gazon van Cees Hoeckx. Die wijst nu uit het raam en zegt: "Kijk daar loopt mijn Belgische buurman."

Dr. Karel Leenders is historisch-geograaf. Hij is auteur van het boek Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde, een standaardwerk over de ontginnings- en nederzettingsgeschiedenis van het noordwesten van het Maas-Schelde-
Demergebied.

Om verder te lezen:
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het 700-jarige bestaan van Huijbergen. Huijbergen, 1964.
Hoeckx, C.P.J.. Huijbergen, gespleten heerlijkheid. Huijbergen, 1987.
Walle, C. van de. Siardus Bogaerts. De prior en zijn monasterium te Huijbergen 1614-1670. Tilburg, 1980.

 

 

 

Webmaster: Toine van Agtmaal agtmaal@zonnet.nl